Woordenboek
Druk op “ctrl + F” om gericht een term te zoeken.
Druk op “ctrl + F” om gericht een term te zoeken.
A (brandklasse)
Vaste stoffen
Alarm
Bevel aan de gebruikers van één of meerdere compartimenten om te evacueren.
B (brandklasse)
Vloeibare stoffen
BENOR
BENOR is een erkend Belgisch kwaliteitslabel en staat voor BElgische NORm. Brandblussers die in professionele en openbare omgevingen meetellen om de totale brandlast te dekken moeten een BENOR-label dragen. Het geeft de garantie dat deze blusmiddelen aan de strengste Belgische eisen voldoet.
BENOR-label
Het BENOR-label toont aan dat een product of een dienst beantwoordt aan een technisch kwaliteitsreferentiekader dat goedgekeurd werd door alle partijen die betrokken zijn bij het op de markt brengen ervan.
Beschermingseenheid
Aantal vierkante meter (m²) vloeroppervlakte van een zone dat door één bluseenheid beschermd kan worden. Voor activiteiten (zones) met laag en matig brandgevaar is dit 150m². Er dient dus 1 bluseenheid (bv. schuimblusser van 6 liter) per 150m² voorzien te worden. Voor activiteiten met een hoog brandgevaar is dit 100m².
Beschermingsmiddel tegen brand
elke uitrusting die toelaat brand te detecteren, te signaleren, te blussen, zijn schadelijke gevolgen te beperken, of de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken;
Bevoegd bedrijf
bedrijf welke beschikt over bevoegde personen met de nodige opleiding en ervaring, dat toegang verstrekt tot het geschikte gereedschap, materiaal, informatie, handleidingen en kennis heeft van alle bijzondere procedures opgegeven door de fabrikant, welke de bevoegde personen in staat stelt de onderhoudsprocedures beschreven in de toepasbare normen toe te passen.
Bevoegd persoon
een persoon die aangeduid is door de werkgever en die door middel van een opleiding de vereiste kennis heeft verworven om specifieke door de codex bepaalde handelingen te stellen, inzonderheid in verband met de toepassing van bepaalde preventiemaatregelen of het uitvoeren van controles.
Blusautomaat
Blustoestel dat automatisch haar blusstof vrijlaat bij het overschrijden van een bepaalde temperatuur. Blusautomaten worden vooral opgesteld bij installaties waar weinig menselijke activiteit in de buurt is, zoals bij een brander in een stooklokaal.
Bluseenheid
Een bluseenheid is vastgelegd in functie van de capaciteit van de brandblusser en zijn vermogen(type vuurhaard). Een bluseenheid is een schuimblusser van 6 liter of poederblusser van 6 kg. In normale omstandigheden dient men in gebouwen 1 bluseenheid te voorzien per 150 m². Naargelang de aard activiteiten binnen het gebouw kan het te bedekken oppervlak per bluseenheid verlaagd worden. Een brandblusser met inhoud 9 liter (schuim) heeft een equivalent van 1,5 bluseenheid.
Blusmiddel
geheel van één of meerdere werkstoffen die zich in het blustoestel bevinden en waarvan de werking de blussing teweegbrengt
Bluspark
Totaal aan blusmiddelen aanwezig binnen een entiteit.
Blusratio/Blusvermogen
Meting van de bluskracht op basis van officiële vuurtesten. Het blusvermogen wordt aangeduid door een getal, gevolgd door de brandklasse (A, B, C, D of F). Bijvoorbeeld: een brandblusser met blusratio 43A heeft het vermogen om een houtstapel van 4,3m lang, 0,5m hoog en 0,56m breed te blussen. Voor vloeistoffen (B) en vetten (F) staat het cijfer gelijk aan het aantal liter (233B kan dus 233 liter brandbare vloeistof blussen, 75F kan 75 liter vet blussen).
Brand
geheel van de verschijnselen behorend bij een niet-gecontroleerde schade toebrengende verbranding
Brandbare vloeistoffen
Vloeistoffen en preparaten waarvan het vlampunt lager of gelijk is aan 100°C, maar hoger dan 55°C.
Brandbestrijdingsdienst
De brandbestrijdingsdienst wordt opgericht door de werkgever en is belast met het vervullen van de taken bedoeld om:
Branddeken/blusdeken
Deken, vervaardigd uit zeer slecht brandbaar materiaal (meestal glasvezel), dat gebruikt wordt om over vuur heen te leggen om het in een vroeg stadium te doven.
Brandhaspel
Een brandslanghaspel is een vormvaste brandslang die op een vast aangebrachte haspel is gerold en permanent is aangesloten op het waterleidingnet. In België moeten brandslanghaspels voldoen aan de norm NBN-EN 671-1.
Brandklassen
Indeling van verschillende stoffen op basis van fysische en chemische kenmerken. De indeling wordt gebruikt om blusmiddelen te kunnen linken aan verschillende soorten branden. De vermelding van de brandklasse(n) op een blustoestel laat de gebruiker weten welke type brandhaard hij/zij met desbetreffend toestel kan blussen.
Brandoverslag
De afstand tussen twee gevelopeningen van verschillende brandcompartimenten.
Brandweerinlaat
aansluitpunt voorzien van een of meerdere genormaliseerde koppelingen type EN 14420-8 SGDN65, langs waar de brandweer water kan voeden in een haspel- of muurhydrantsysteem.
Brandpreventiedossier
Op basis van het koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen is elk bedrijf nu verplicht een brandpreventiedossier op te stellen op maat van het bedrijf betreffende het welzijn van de werknemers. De inhoud bevat de resultaten van de risicoanalyse brand, organisatie interventieploeg/brandbestrijdingsdienst, intern noodplan, evacuatieplan, interventiedossier en – plan, verslagen evacuatieoefeningen, inventaris van beschermingsmiddelen tegen brand, resultaten keuringen en controles en adviezen.
C (brandklasse)
Gasbranden
CO2-blusser
De CO2-brandblusser (koolstofdioxide brandblusser of koolzuursneeuwblusser) is te herkennen aan de zwarte sneeuwkoker aan het uiteinde van het blusapparaat. De CO2-brandblusser wordt vaak gebruikt in omgevingen met kostbare zaken, (dure, gevoelige) elektrische apparaten.
CO-melder
Apparaat dat een signaal geeft wanneer de koolstofmonoxide(CO)-concentratie een bepaalde drempel overschrijdt.
Compartiment
deel van een gebouw, al dan niet onderverdeeld in lokalen, begrensd door wanden die de brandvoortplanting naar het aangrenzende compartiment of compartimenten gedurende een bepaalde tijd dienen te beletten;
D (brandklasse)
Metaalbranden
Diepte van een gebouw (z)
de diepte van een gebouw is conventioneel de grootste afstand van een willekeurig punt van het gebouw tot de as van de dichtstbijzijnde door brandweerwagens bruikbare toegangsweg, gemeten volgens een loodlijn op de aslijn van de toegangsweg.
E (brandklasse)
Met brandklasse E worden elektriciteitsbranden bedoeld. In principe zijn elektriciteitsbranden steeds A-branden (vaste stoffen) aangezien elektriciteit op zich niet brand, maar wel het materiaal dat elektriciteit geleidt. Wel is het zo dat niet elke blusstof die geschikt is om A-branden te blussen geschikt is voor het blussen van elektriciteitskasten (zoals water).
Evacuatieweg
doorlopende en onbelemmerde weg die toelaat de veilige plaats te bereiken door gebruik te maken van de normale circulatiewegen;
E (brandklasse)
Met brandklasse F worden vet- en oliebranden bedoeld. Deze branden kunnen bijvoorbeeld NIET met water geblust worden. Voor het blussen van deze branden zijn branddekens en schuimvetblussers geschikt.
Gebouw
elke bouwconstructie die een voor personen toegankelijke overdekte ruimte vormt, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
Genormaliseerde koppeling
symmetrische halve koppeling volgens de NBN EN 14420-8. De koppeling is bij voorkeur van het type Guillemin, maar mag ook van het type DSP zijn.
Geoefende gebruiker
gebruiker van een gebouw, die geschoold en geoefend is in het gebruik van een slanghaspel voor het bestrijden van een begin van brand in dat gebouw. De aanwezigheid van geoefende gebruikers in een gebouw wordt in een aantal gevallen opgelegd door de wetgeving.
Handbediende slanghaspel
vaste brandbestrijdingsvoorziening, bestaande uit een haspel met axiale watertoevoer, een handbediende afsluiter in de directe nabijheid van de haspel, een vormvaste slang, een straalpijp en een slanggeleider. Afhankelijk van het concept kan bij een zwenkbare slanghaspel geen slanggeleider aanwezig zijn.
Hoogte van een gebouw (h)
de hoogte van een gebouw is conventioneel de afstand tussen het afgewerkte vloerpeil van de hoogste bouwlaag en het laagste peil van de door brandweerwagens bruikbare wegen om het gebouw. Het dak met uitsluitend technische lokalen wordt bij deze hoogtemeting niet meegerekend.
Intern patroon (IP)
Blustoestellen met een drijfgaspatroon. Het blusmiddel wordt uitgedreven door het vrijkomen van de druk uit een drukgaspatroon. Dit is een drukhouder die in of aan het blustoestel is bevestigd en een drijfgas bevat dat enkel bij gebruik van het blustoestel onder druk zet.
Lading van een blustoestel
massa of volume blusmiddel dat zich in het blustoestel bevindt (uitgedrukt in kilogram of liter).
Licht ontvlambare stof
Een stof waarbij het vlampunt ligt tussen 0°C en 21°C (K1). (bijvoorbeeld brandspiritus)
Looprichting
aslijn van de toegangsweg van een slanghaspel of muurhydrant.
Melding
informeren van de openbare hulpdiensten over de ontdekking van een brand
Mobiele blusser/mobiel blustoestel
Verrijdbare brandblusser (op wielen) met meestal een inhoud tussen 30kg/L en 50kg/L.
Muurhydrant
afsluitkraan (EN671-2 hoofdstuk 7) voorzien van een genormaliseerde koppeling type EN 14420-8 DN40.
Nevenschade
Nevenschade (ook wel randschade of collateral damage genoemd) is onbedoelde schade die wordt toegebracht tijdens een aanval die tegen iets of iemand anders is gericht. Binnen brandpreventie is dit de schade die veroorzaakt wordt door het bestrijden van een brand. Zo kan bluspoeder of water nevenschade aanrichten aan elektronische apparatuur.
Nominale diameter (DN)
numerieke conventionele aanduiding van de grootte, gemeenschappelijk aan alle onderdelen van een leidingsysteem, die bij benadering verwijst naar de binnendiameter van de buis. De notie nominale diameter mag niet verward worden met de werkelijke afmeting van het onderdeel. De nominale diameter van leidingen wordt aangeduid met de letters DN gevolgd door een getal uit de reeks: 15, 20, 32, 40, 50, 65, 80, 100, 125, 150, 200, 250, 300. De werkelijke afmetingen van de onderdelen zijn terug te vinden in de productnormen.
Nominale druk (PN)
numerieke aanduiding bedoelt als referentie. Alle onderdelen met dezelfde numerieke diameter DN en ontworpen om te weerstaan aan dezelfde PN kunnen op elkaar aangesloten worden.
Nooddeur
deur die geplaatst is in een nooduitgang
Nooduitgang
uitgang die specifiek bestemd is voor de evacuatie van het gebouw in geval van nood
Noodverlichting
kunstverlichting die ervoor zorgt dat bij het uitvallen van de normale kunstverlichting een bepaalde activiteit op bepaalde plaatsen in het gebouw kan worden voortgezet met als doel om alle gevaarlijke situaties te voorkomen waarmee de werknemers kunnen worden geconfronteerd. De term noodverlichting wordt doorgaans gemakkelijk verward met de term ‘veiligheidsverlichting’
Objectbescherming
Binnen brandpreventie wordt met objectbescherming bedoeld: brandbestrijdingsmiddelen die worden voorzien bovenop de algemene zonebescherming. Zo zijn CO2-blussers bij een lasposten, zekeringkasten en machines typische voorbeelden van objectbescherming. Door het brandgevaarlijke karakter van deze objecten dienen er in de directe omgeving ervan extra brandbestrijdingsmiddelen voorzien te worden.
Ontvlambare (vloei)stof
Vloeistoffen en preparaten waarvan het vlampunt ligt tussen 21°C en 55°C (K2). (bijvoorbeeld petroleum)
Optische rookmelder
De optische rookmelder werkt op basis van infrarood. Wanner het zicht van de rookmelder wordt verduisterd wordt de optische rookmelder getriggerd en gaat het alarm af. Het woord ‘optisch’ heeft ook betrekking op de lichtgevoelige cel die zich in de rookmelder bevindt.
Opzegvergoeding
Bedrag dat betaald dient te worden door een contractant aan zijn leverancier indien de contractant voor het einde van de vastgelegde contractduur de overeenkomst wil stopzetten. Vaak is dit een percentage (vaak 30%) van de jaarlijks te betalen som, vermenigvuldigd met het aantal resterende jaren van de overeenkomst.
Permanente druk
Een blustoestel onder permanente druk wordt reeds bij productie onder druk gezet. Dit wil zeggen dat het toestel direct ingezet kan worden. Brandblussers onder permanente druk zijn herkenbaar door de aanwezigheid van een manometer aan de buitenkant van het toestel.
Poedersnelblusser
Brandblustoestel met bluspoeder als blusstof. Het bluspoeder is een blusmiddel op basis van microsopische zouten. Bluspoeder bestaat uit tot poeder vermalen zout dat op moleculair niveau een reactie aangaat met brandende stof. Hierdoor stopt het verbrandingsproces. Bluspoeder staat echter ook bekend voor haar schadelijk karakter.
RAL3000
RAL-kleurcode 3000 betreft de kleur vuurrood. Deze kleur wordt gebruikt om brandbestrijdingsmiddelen aan te geven. Zo dienen brandleidingen in gebouwen steeds in RAL3000-kleur geschilderd te worden. Brandbestrijdingsmiddelen en bijhorende pictogrammen dragen ook steeds deze kleur.
Revisie
Bij het reviseren van blustoestellen worden deze volledig geleegd zodat een uitgebreide inspectie van het drijfgaspatroon en cilinder mogelijk is. Tevens wordt de bestendigheid van drijfgaspatronen (bij toestellen met intern patroon) en constante drukhoudende cilindervaten (bij toestellen onder permanente druk) op druk beproefd.
Schuimblusser
Blustoestel met blusschuim als blusstof. Blusschuim is een schuimvormend middel dat de brand afdekt waardoor de zuurstof wordt weggenomen. Het wordt vaak gezien als de moderne variant van bluspoeder. Bij FirSaCo raden we steeds aan schuimblussers te verkiezen boven poederblussers.
Slanggeleider
onderdeel dat toelaat de vormvaste slang, correct en in verschillende richtingen te ontrollen.
Sprinklers/Sprinklerinstallatie
Een sprinklerinstallatie is een vast aangebrachte brandblusinstallatie om een beginnende brand te detecteren, te signaleren en te beheersen dan wel te blussen. De installatie maakt gebruik van sproeikoppen (sprinklers) aan het dak of plafond die bij een bepaalde temperatuur water gaan sproeien.
Straalpijp
onderdeel dat aan het uiteinde van de brandslang is bevestigd, waarmee de waterstraal gericht gespoten kan worden en waarmee de waterafgifte wordt geregeld.
Vaste slanghaspel
slanghaspel die kan draaien in 1 vlak voorzien van een slanggeleider.
Veilige plaats
een plaats buiten het gebouw of, in voorkomend geval, het gedeelte van het gebouw dat gelegen is buiten het compartiment waar er brand is en vanwaar het mogelijk is om het gebouw te verlaten zonder door dat compartiment te moeten gaan
Veiligheidsverlichting
kunstverlichting die bij het uitvallen van de normale kunstverlichting zorgt voor de herkenning van en voor het veilig gebruik van de evacuatiemiddelen en die de personen toelaten om naar een veilige plaats te evacueren en de uitgangen van het gebouw te bereiken.
Veiligheidsverlichting
verlichting die, wanneer de locatie in gebruik is, van zodra de nor-male kunstmatige verlichting uitvalt, de herkenning en het veilig gebruik van de voorzie-ningen voor evacuatie op elk moment verzekert en die, om alle risico op paniek te voorko-men, een verlichting voorziet die de aanwezigen toelaat om de evacuatiewegen te herken-nen en te bereiken
Verantwoordelijke persoon
de persoon verantwoordelijk voor de routine inspecties en die de uit te voeren onderhoud en controles voorziet.
Vlampunt
De laagste temperatuur waarbij een vloeistofdamp of gas met een uitwendige ontstekingsbron kan worden ontstoken tot een zelfonderhoudende verbranding
Waarschuwing
informatie over de ontdekking van een brand doorgegeven aan de personen die deel uitmaken van het personeel van de werkgever die specifiek daartoe zijn aangeduid
Zeer licht ontvlambare stof
Een stof waarbij het vlampunt lager ligt dan 0°C (K0). (bijvoorbeeld aceton)
Zelfontrbandingstemperatuur
De laagste temperatuur waarbij, bij een druk van 1 atmosfeer en een gemiddeld zuurstofgehalte in de lucht, een stof spontaan ontbrandt en ook blijft branden.
Zelfopenende slanghaspel
vaste brandbestrijdingsvoorziening, bestaande uit een haspel met axiale watertoevoer, een automatische afsluiter in de directe nabijheid van de haspel, een vormvaste slang, een straalpijp en waar nodig een slanggeleider. Afhankelijk van het concept kan bij een zwenkbare slanghaspel geen slanggeleider aanwezig zijn
Zwenkbare slanghaspel
slanghaspel die kan draaien in méér dan 1 vlak en opgebouwd is op één van de volgende voorzieningen: een zwenkbare arm, of een zwenkbare buisleiding, of een zwenkbare deur.